Begint de focus op kilo’s restafval af te brokkelen?

Nu de vervuiling van herbruikbare soorten afval toeneemt, werpt de vraag zich op hoe realistisch het is om toe te willen naar 30 kilogram restafval per inwoner per jaar in 2025. Veel gemeenten zitten hier nog mijlenver vandaan. En hoewel enkele voorbeeldgemeenten dit al wel halen, is de vraag hoe toekomstbestendig die wijze van afvalinzameling is. Moeten we meer focus op kwaliteit leggen en minder op de kilo’s? Of stranden we dan zonder ambities op de weg naar circulariteit?

In 2050 willen we op een circulaire wijze leven. Alle afval is dan grondstof en kan op een of andere manier gerecycled worden. Op de weg daarnaartoe moet daarom de hoeveelheid restafval omlaag. Alle gemeenten doen in meer of mindere mate hun best om de VANG-doelstellingen te halen. Die 100 kilogram per inwoner per jaar in 2020 halen velen al, maar de volgende stap (30 kilogram in 2025) is toch een stuk lastiger. Er zijn maar enkele gemeenten die dit lukt, maar die hebben een tariefzak en veel inzamelmomenten (en dus hoge kosten). Het is nog maar de vraag hoe lang de tariefzak blijft bestaan, nu de regels voor de arbeidsbelasting verder aangescherpt worden.

Van kilo’s naar kwaliteit?
Hoe meer druk er wordt gelegd op het restafval (in de vorm van een financiële prikkel), hoe meer druk er komt op de kwaliteit van de herbruikbare afvalstromen. Daarnaast zie je dat afval ‘verdwijnt’ waar je geen zicht meer op hebt. Mensen nemen afval mee naar hun werk, naar familie waar geen diftar is of deponeren het bij het eigen bedrijfsafval (vaak in het buitengebied). Hoe realistisch is het dan nog om verder door te duwen op het restafval? Hoe realistisch is het voor gemeenten dat ze die 30 kilogram gaan halen? En is het niet verstandiger de focus te leggen van kilo’s naar kwaliteit, juist in het kader van de circulariteit?

Iedere gemeente is anders
Wat wij vaak zien is dat gemeenten vooral kijken naar buurgemeenten die beter presteren (lees: minder kilo’s restafval hebben) of de voorbeeldgemeenten aanhalen als Reusel-de Mierden en Horst aan de Maas. In iedere gemeenteraad wordt de vraag wel gesteld: “Waarom doen wij het niet zoals die of die gemeente?” Het punt is natuurlijk dat elke gemeente anders is en dat je niet iedere inzamelsystematiek zomaar overal kan toepassen. De samenstelling van de bevolking verschilt vaak, alsook het type bebouwing. Hoe een gemeente invulling geeft aan het afvalbeleid kan de gemeente alleen zelf bepalen, hooguit gebaseerd op ervaringen in vergelijkbare gemeenten. In plaats van eenzelfde hoeveelheid kilo’s restafval na te streven in iedere gemeente, verdienen de doelstellingen over het percentage hergebruik wellicht meer de aandacht.

Met communicatie is nog veel te winnen
Met de focus op kwaliteit kan er landelijk meer aandacht worden besteed aan goede voorlichting over afval scheiden. Als je ziet dat vaak nog 40% keukenafval in het restafval zit, is er nog veel te winnen. Inwoners doen over het algemeen niet expres het afval in de verkeerde bak. Communicatie, in combinatie met inzamelmiddelen die gericht zijn op de kwaliteit van het herbruikbaar afval, kan zo meer zuivere afvalstromen creëren.

Dit betekent niet dat we maar ambitieloos moeten toekijken hoe 2050 dichterbij komt. Gemeenten kunnen doorgaan met het hervormen van hun afvalbeleid totdat de rek eruit is als het gaat om de hoeveelheid restafval. Nieuwe ambities over het hergebruik van de grondstoffen moeten in plaats daarvan de aandacht krijgen. Laat aan de inwoners zien hoe circulariteit in z’n werk gaat. En als het niet gerecycled kan worden, hoe het dan toch een nuttige toepassing kan krijgen. Zo leg je de focus op het positieve; de kwaliteit van het herbruikbare afval.



Afval is de moeite waard.